de appel moet blijven
Toneelgroep de Appel moet weg. Het oudste toneelgezelschap
van Nederland heeft alleen maar ouwe ideeën die ook nog eens financieel slecht
zijn onderbouwd. Vindt oud-theatermaker Rob Ligthert wiens mening er totaal
niet toe doet behalve wanneer hij deel uit maakt van een adviescommissie die de
Haagse cultuurinstellingen van een oordeel voorziet.
Enfin, dat negatief advies ligt er dus, de commissie is ontbonden, bestaat niet meer, het woord is nu aan de Haagse wethouder cultuur en de gemeenteraad. Dat klinkt bekend, het is ook niet bepaald voor het eerst, de Appel is vaker bedreigd in haar voortbestaan.
Maar dit keer zullen ze er aan de Duinstraat niet gerust op zijn. In eerdere gevallen ging het vaak om een negatief advies in een voor de Appel redelijk gunstig politiek klimaat. Dat laatste was uiteraard geen toeval maar het resultaat van intensieve lobby, veel netwerken en een slimme programmering: steeds wanneer bij zo’n commissie de messen werden geslepen kwam de Appel met een uitzonderlijke produktie waar niet alleen tout Den Haag naar toe wilde maar uit het hele land de bussen kwamen voorgereden. Tantalus, Odysseus, Herakles, telkens voor het einde van een kunstplanperiode, publiek en de politiek vonden het prachtig, met dank aan Greidanus en de Appel.
Een fantastisch staaltje lef, of blufpoker, het is maar hoe je het bekijkt. Want het relatief kleine gezelschap nam telkens een groot risico. Tijdens het maken van de marathonvoorstellingen ging het theater maanden dicht terwijl alle kosten doorliepen en vaak hoger waren vanwege extra investeringen en succes was niet verzekerd. Voor hetzelfde geld mislukt zo’n megalomaan idee om wat voor reden dan ook, algehele vermoeidheid, stress, of al die andere beren op de weg die je als theatermaker altijd wel tegenkomt bij het maken van zo’n megaproduktie. Of het publiek blijft weg dan is het ook afgelopen. Dat is allemaal niet gebeurd, het risico pakte steeds goed uit en vaak meer dan dat, met extra publieksinkomsten en veel, vaak goede publiciteit. Altijd handig wanneer er weer zo’n adviescommissie op zoek is naar bloed en geld. Bij de Appel viel in die tijd voor die lui niks te halen: actief, vernieuwend en gezond, dat was het beeld.
Hoe is dat beeld nu? Ik ben er al een tijd weg en sta er ver van af. Zag twee voorstellingen van regisseur en directeur de Mol, vond de ene niet goed en die andere ronduit kut. Maakt niet uit, ik zit niet in een adviescommissie. Maar ga ik de volgende keer weer? Ik heb niet de neiging. Hoe komt dat? Waar zal ik beginnen?
Waarom worden in de mooiste theaterzaal van Nederland door de Mol alleen nog flutdekors neergezet alsof het om goedkope reisvoorstellingen gaat? Werken daar ineens alleen nog maar blinden en slechthorenden of is dit nou wat men zoal ‘een artistieke keuze’ pleegt te noemen? In dat geval is het drie keer helemaal niks. En mag er alleen nog middels pamflettistische stukken arbeideristisch propagandatoneel worden gemaakt? Als een soort internationale nieuwe scene revisited? Maar dan niet in een tent op een fabrieksterrein maar in de mooiste theaterzaal van Nederland? Waarheen geen arbeider de weg weet? Waar leven die arbeiders eigenlijk? Of denkt de Mol dat ze vanzelf naar zijn toneel komen?
Volgens mij heeft directeur Arie de Mol een gezonde mensenhaat maar haat hij misschien de verkeerde mensen. In korte tijd heeft hij van de Appel een museum gemaakt voor socialistisch theater of eigenlijk sociaaldemocratisch theater, dat is net iets erger. Er worden geen risico’s meer genomen (veel tweedehands werk), geen bijzonder toneel gemaakt of lef getoond. Daarbij komt dat de Mol de voor zijn voorstellingen noodzakelijke sociaaldemocratische omscholing van de leden van het gezelschap en het publiek niet leidt als een joviale, socialistische burgemeester in oudfriese of groningse stijl, maar als een oudroemeense dictator met noordkoreaanse trekken.
Daar moet ik onwillekeurig aan denken als de bekende kreet ‘de Appel moet blijven’ langskomt, die weer van de plank is gehaald. Wat moet er precies blijven? De spelers, het kantoor, de zaal, het gebouw, de techniekers, de kassa, ja, die moeten blijven doorgaan met wat ze goed kunnen. Maar dat kunnen ze beter zonder de Mol.
Blufpoker of niet, de Mol kan de Appel niet redden, dat moet hij niet willen, dat moet het gezelschap zelf doen. Het zou in elk geval van lef getuigen. Zelfbestuur! De Appel heeft daarin een traditie hoog te houden en binnen het gezelschap is talent genoeg om met nieuwe en betere plannen te komen.
Ik zie de Appel niet graag verdwijnen, elk toneelgezelschap dat wordt weggevaagd is er een teveel en er is al veel theater uit onze manier van leven verdwenen. Ranzig theater, schurend, merkwaardig, eigenzinnig theater. Vergeet dus vd Ende even, en de stedelijke toneelfabrieken. Wie maakt er dan nog toneel? Waar gebeurt dat nog? Kunnen ze er van leven?
Het is voor de Appel de hoogste tijd voor nieuwe risico’s.
Enfin, dat negatief advies ligt er dus, de commissie is ontbonden, bestaat niet meer, het woord is nu aan de Haagse wethouder cultuur en de gemeenteraad. Dat klinkt bekend, het is ook niet bepaald voor het eerst, de Appel is vaker bedreigd in haar voortbestaan.
Maar dit keer zullen ze er aan de Duinstraat niet gerust op zijn. In eerdere gevallen ging het vaak om een negatief advies in een voor de Appel redelijk gunstig politiek klimaat. Dat laatste was uiteraard geen toeval maar het resultaat van intensieve lobby, veel netwerken en een slimme programmering: steeds wanneer bij zo’n commissie de messen werden geslepen kwam de Appel met een uitzonderlijke produktie waar niet alleen tout Den Haag naar toe wilde maar uit het hele land de bussen kwamen voorgereden. Tantalus, Odysseus, Herakles, telkens voor het einde van een kunstplanperiode, publiek en de politiek vonden het prachtig, met dank aan Greidanus en de Appel.
Een fantastisch staaltje lef, of blufpoker, het is maar hoe je het bekijkt. Want het relatief kleine gezelschap nam telkens een groot risico. Tijdens het maken van de marathonvoorstellingen ging het theater maanden dicht terwijl alle kosten doorliepen en vaak hoger waren vanwege extra investeringen en succes was niet verzekerd. Voor hetzelfde geld mislukt zo’n megalomaan idee om wat voor reden dan ook, algehele vermoeidheid, stress, of al die andere beren op de weg die je als theatermaker altijd wel tegenkomt bij het maken van zo’n megaproduktie. Of het publiek blijft weg dan is het ook afgelopen. Dat is allemaal niet gebeurd, het risico pakte steeds goed uit en vaak meer dan dat, met extra publieksinkomsten en veel, vaak goede publiciteit. Altijd handig wanneer er weer zo’n adviescommissie op zoek is naar bloed en geld. Bij de Appel viel in die tijd voor die lui niks te halen: actief, vernieuwend en gezond, dat was het beeld.
Hoe is dat beeld nu? Ik ben er al een tijd weg en sta er ver van af. Zag twee voorstellingen van regisseur en directeur de Mol, vond de ene niet goed en die andere ronduit kut. Maakt niet uit, ik zit niet in een adviescommissie. Maar ga ik de volgende keer weer? Ik heb niet de neiging. Hoe komt dat? Waar zal ik beginnen?
Waarom worden in de mooiste theaterzaal van Nederland door de Mol alleen nog flutdekors neergezet alsof het om goedkope reisvoorstellingen gaat? Werken daar ineens alleen nog maar blinden en slechthorenden of is dit nou wat men zoal ‘een artistieke keuze’ pleegt te noemen? In dat geval is het drie keer helemaal niks. En mag er alleen nog middels pamflettistische stukken arbeideristisch propagandatoneel worden gemaakt? Als een soort internationale nieuwe scene revisited? Maar dan niet in een tent op een fabrieksterrein maar in de mooiste theaterzaal van Nederland? Waarheen geen arbeider de weg weet? Waar leven die arbeiders eigenlijk? Of denkt de Mol dat ze vanzelf naar zijn toneel komen?
Volgens mij heeft directeur Arie de Mol een gezonde mensenhaat maar haat hij misschien de verkeerde mensen. In korte tijd heeft hij van de Appel een museum gemaakt voor socialistisch theater of eigenlijk sociaaldemocratisch theater, dat is net iets erger. Er worden geen risico’s meer genomen (veel tweedehands werk), geen bijzonder toneel gemaakt of lef getoond. Daarbij komt dat de Mol de voor zijn voorstellingen noodzakelijke sociaaldemocratische omscholing van de leden van het gezelschap en het publiek niet leidt als een joviale, socialistische burgemeester in oudfriese of groningse stijl, maar als een oudroemeense dictator met noordkoreaanse trekken.
Daar moet ik onwillekeurig aan denken als de bekende kreet ‘de Appel moet blijven’ langskomt, die weer van de plank is gehaald. Wat moet er precies blijven? De spelers, het kantoor, de zaal, het gebouw, de techniekers, de kassa, ja, die moeten blijven doorgaan met wat ze goed kunnen. Maar dat kunnen ze beter zonder de Mol.
Blufpoker of niet, de Mol kan de Appel niet redden, dat moet hij niet willen, dat moet het gezelschap zelf doen. Het zou in elk geval van lef getuigen. Zelfbestuur! De Appel heeft daarin een traditie hoog te houden en binnen het gezelschap is talent genoeg om met nieuwe en betere plannen te komen.
Ik zie de Appel niet graag verdwijnen, elk toneelgezelschap dat wordt weggevaagd is er een teveel en er is al veel theater uit onze manier van leven verdwenen. Ranzig theater, schurend, merkwaardig, eigenzinnig theater. Vergeet dus vd Ende even, en de stedelijke toneelfabrieken. Wie maakt er dan nog toneel? Waar gebeurt dat nog? Kunnen ze er van leven?
Het is voor de Appel de hoogste tijd voor nieuwe risico’s.
2 reacties:
Hear, hear, hear!
jaaaaaaaaa
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage