pc hooftprijs 2011
op een zondag namiddag in amsterdam ergens midden jaren tachtig ging de telefoon aan de taxipaal apollolaan, mijn favoriete plek. de standplaats op de apollolaan stond meestal leeg, instappers waren er nauwelijks, ik had alle tijd om aan mijn tekst en regie projecten te werken. ik deed in die tijd de regie opleiding aan de amsterdamse theaterschool en verdiende mijn geld als taxichauffeur.
voorkomen op een adres in oudzuid, hobbemakade, geen probleem. ik parkeerde de taxi voor de deur en stelde mij afwachtend op in het openstaande portier van de mercedes. een man en vrouw kwamen geheimzinnig glimlachend naar buiten, alsof ze net gevreeën hadden. de nogal wild opgemaakte vrouw met een enorme haardos zag ik het eerst.
ik dacht de situatie volledig onder controle te hebben, deed de deur voor haar open, liet haar achter instappen, gewoon mijn gebruikelijk ritueel om de mensen in oud zuid te laten merken dat niet alle amsterdamse taxichauffeurs hufters zijn. toen zag ik de man die haar vergezelde.
ik had het allemaal verkeerd gezien. hij was niet met haar, zij was daar dankzij hem: henk hofland.
nu kon ik in die tijd beter een gewone amsterdammer, een bruut, een dronken stratenmaker, een crimineel of een ordinaire lullekop in mijn taxi hebben dan iemand waar ik tegenop zag. want dan werd ik licht zenuwachtig. en dat kun je als taxichauffeur niet gebruiken. schrijvers, dichters, muzikanten, ik heb ze regelmatig de verkeerde kant op gestuurd.
‘chauffeur, hadden we hier niet naar rechts gemoeten.’
‘ waarschijnlijk wel, meneer.’
‘neem dan de volgende straat maar.’
ik overdrijf licht, er zijn ritten geweest die wèl goed gingen. jan cremer bijvoorbeeld, of remco campert, herman brood, joop van tijn, simon carmiggelt, renate rubenstein; haar tilde ik met wagentje en al het souterrain van annie mg schmidt binnen, die hebben nooit iets te klagen gehad.
maar tijdens die rit van hofland naar de hoogte kadijk, een rit van niks, heb ik me achter het stuur enorm zitten opwinden over de te nemen route: verdomme, als dat maar goed gaat.
sommige journalisten durfden een paar jaar geleden hardop te zeggen dat ze ‘ hofland wel eens een keer oversloegen’ als ze de krant lazen. en ja, ik vond zijn roman ‘ de jupiter’ (alweer een tijd geleden) ook geen hoogtepunt. ja dus, nou en.
alle rotsen in de branding verdwijnen langzamerhand in zee, maar die broze verweerde klomp die hofland heet is er nog. kwestie van in leven blijven? het gaat er ook om hoe. ik volg hem nog altijd.
voorkomen op een adres in oudzuid, hobbemakade, geen probleem. ik parkeerde de taxi voor de deur en stelde mij afwachtend op in het openstaande portier van de mercedes. een man en vrouw kwamen geheimzinnig glimlachend naar buiten, alsof ze net gevreeën hadden. de nogal wild opgemaakte vrouw met een enorme haardos zag ik het eerst.
ik dacht de situatie volledig onder controle te hebben, deed de deur voor haar open, liet haar achter instappen, gewoon mijn gebruikelijk ritueel om de mensen in oud zuid te laten merken dat niet alle amsterdamse taxichauffeurs hufters zijn. toen zag ik de man die haar vergezelde.
ik had het allemaal verkeerd gezien. hij was niet met haar, zij was daar dankzij hem: henk hofland.
nu kon ik in die tijd beter een gewone amsterdammer, een bruut, een dronken stratenmaker, een crimineel of een ordinaire lullekop in mijn taxi hebben dan iemand waar ik tegenop zag. want dan werd ik licht zenuwachtig. en dat kun je als taxichauffeur niet gebruiken. schrijvers, dichters, muzikanten, ik heb ze regelmatig de verkeerde kant op gestuurd.
‘chauffeur, hadden we hier niet naar rechts gemoeten.’
‘ waarschijnlijk wel, meneer.’
‘neem dan de volgende straat maar.’
ik overdrijf licht, er zijn ritten geweest die wèl goed gingen. jan cremer bijvoorbeeld, of remco campert, herman brood, joop van tijn, simon carmiggelt, renate rubenstein; haar tilde ik met wagentje en al het souterrain van annie mg schmidt binnen, die hebben nooit iets te klagen gehad.
maar tijdens die rit van hofland naar de hoogte kadijk, een rit van niks, heb ik me achter het stuur enorm zitten opwinden over de te nemen route: verdomme, als dat maar goed gaat.
sommige journalisten durfden een paar jaar geleden hardop te zeggen dat ze ‘ hofland wel eens een keer oversloegen’ als ze de krant lazen. en ja, ik vond zijn roman ‘ de jupiter’ (alweer een tijd geleden) ook geen hoogtepunt. ja dus, nou en.
alle rotsen in de branding verdwijnen langzamerhand in zee, maar die broze verweerde klomp die hofland heet is er nog. kwestie van in leven blijven? het gaat er ook om hoe. ik volg hem nog altijd.
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage