Gezien: Mcdermott, Trentees, en the Tennessee Studs
In Nederland barst het van de kleine zaaltjes in café’s,
buurthuizen en kerkjes die eens in de zoveel weken singer-songwriters uit de VS
of Canada programmeren. Je kunt als je wilt zowat elke avond van de week wel
ergens in het land een optreden meemaken.
Lijkt me een mooi onderwerp voor een antropologisch onderzoek, al die door vrijwilligers in bedrijf gehouden maffe kleine zaaltjes met hun eigen regels, rituelen en vaste bezoekers. Meestal zo’n vijftig, zestig man, tot maximaal honderd, meer mogen er op last van de voorzorgmafia vaak niet in.
Dat laatste ondervond ik een paar weken terug toen ik het enige solo optreden van Matt Andersen dit najaar in Nederland misliep omdat ik wegens boventalligheid er niet meer in mocht; voor lul 450 km heen en weer gereden. Had nu wel tijd genoeg om al zijn cd’s in de auto af te spelen maar ik had hem liever live gezien, daar in Amen.
Lijkt me een mooi onderwerp voor een antropologisch onderzoek, al die door vrijwilligers in bedrijf gehouden maffe kleine zaaltjes met hun eigen regels, rituelen en vaste bezoekers. Meestal zo’n vijftig, zestig man, tot maximaal honderd, meer mogen er op last van de voorzorgmafia vaak niet in.
Dat laatste ondervond ik een paar weken terug toen ik het enige solo optreden van Matt Andersen dit najaar in Nederland misliep omdat ik wegens boventalligheid er niet meer in mocht; voor lul 450 km heen en weer gereden. Had nu wel tijd genoeg om al zijn cd’s in de auto af te spelen maar ik had hem liever live gezien, daar in Amen.
Enfin, fuck Amen, ze houden zich daar wat mij betreft veel
te graag aan de regels, daar hoef ik voorlopig niet meer heen.
Dichter bij mij in de buurt was ‘het Witte Paard’ in Rotterdam-Vreewijk,
waar oa Matt Andersen en Ray Bonneville vaste gast waren. Verleden tijd, ze
zijn gestopt met programmeren. Jammer, geen akoestisch folk & bluespodium
meer in Vreewijk.
Bluessociëteit l’Esprit in Rotterdam-IJsselmonde is een curieus
alternatief, maar die programmeren vooral bluesmuzikanten uit Nederland en België.
Op zich niks mis mee, ik was daar een paar weken terug bij een optreden van Kingsdeal, een stevig rockende bluesband
uit de omgeving van Deventer en had een van de leukste en meest swingende
bluesavonden sinds tijden.
Afgelopen week, het kwam zo uit, bezocht ik drie
concerten in soortgelijke kleine zaaltjes, te weinig voor een antropologisch onderzoek,
ik ging voor de muziek. Eerst naar sociëteit Engels in Den Haag, ik kom daar
sinds Matt Andersen, hij weer, daar ooit optrad; sindsdien hou ik de
programmering in de gaten.
Ik zag daar afgelopen woensdag Michael Mcdermott, een
folk/rock singer songwriter uit Chicago. Ooit toegejuicht als Amerika’s beste
songwriter en de nieuwe Bruce Springsteen, daarna vanaf z’n 24e een
vrije val gemaakt, afgeschreven, doodverklaard, alcoholist, junk. Zijn
biografie leest als een filmscenario over een uitgerangeerde broken dreams
popster (zijn verhaal deed me denken aan de muziekscenes in de film This must
be the place met Sean Penn).
Bij Mcdermott ontkom je niet aan dat treurige verhaal,
hij praat en zingt er voortdurend over, bijna al zijn liedjes gaan over die
gitzwarte periode die, aldus Mcdermott zelf, inmiddels in de veertig, achter
hem ligt. Hij pleegde geen zelfmoord, wist van de drugs af te komen
en ‘vond de weg terug’ zoals dat heet. Trouwde Heather Horton, een begenadigde folkzangeres
die hem op deze tour begeleid met een prachtige tweede stem en op gitaar, piano
en viool.
Samen vormen ze sinds een paar jaar ‘the Westies’ en
hebben een nieuw album uitgebracht, ‘West Side Stories’. Akoustische country/folk/rock,
allemaal zeer intieme, persoonlijke nummers, met veel passie gezongen. Mcdermott
heeft er de stem voor, hij zingt prachtig. En Hortons diepe stem past daar perfect bij. Schitterende nummers,
luister op zijn site micheal-mcdermott
punt com/the-westies, of op youtube. Of zoek ze bij Spotify, daar vind je
ze ook.
De volgende avond was ik in Terheijden, Brabant, in een
oud kerkje aan de Hoofdstraat waar ik eerder Guy Davis en Greg Trooper heb zien
optreden. Deze donderdag kwam ik voor Gordie Tentrees, een Canadese singer
songwriter uit Whitehorse, Yukon, Canada.
Whitehorse is een stadje van niks in de staat Yukon waar
behalve de oogverblindend schitterende natuur verder geen moer valt te beleven. Zag er opvallend veel junks, voor de vestiging van het Leger des Heils. Ik was er ooit
twee dagen, het is de meest noordelijke stad van Canada waar ik ben geweest
(ooit wil ik noordelijker, over de Dempster Highway naar de Northwest Territories,
en Alaska, dat is voor later).
Gordie Tentrees speelt heel directe, simpel klinkende
country nummers, eigen werk van zijn laatste album ‘Less is More’, begeleid
door Jaxon Haldane, een multi instrumentalist met een geweldige stem. Hij
opende de avond met een solo optreden van een half uur, dat had best iets
langer gemogen. Haldane hanteert de zingende zaag, de banjo, mandolin, steelguitar
en nog zo wat sigaardozen-met-snaren.
Tentrees schrijft evenals Mcdermott heel persoonlijke
teksten maar heeft daarin meer oog voor de maatschappij en de wereld om hem
heen. Zoals in het nummer over de Boston marathon, waar zijn vriendin over de
finish komt, acht seconden voor daar de bommen afgaan; in de chaos daarna zijn
ze elkaar geruime tijd kwijt.
Hij zingt meer van die nummers, over hoe betrekkelijk het
leven is, hoe anders het kan aflopen, op elk totaal onverwacht moment, vertelt
er uitgebreid over. Zijn vaak geestige inleidingen zijn soms langer dan het
nummer zelf maar ze vervelen niet, het zijn mooie, persoonlijke en soms
ontroerende verhalen.
Tentrees werkt in Whitehorse met kinderen in het speciaal
onderwijs, ik zie het hem doen. Een vriendelijke, open jongen, direct en attent;
hij ziet en weet precies wie hij op zo’n avond in dat kerkje in Terheijden moet
bedanken. Behalve de gastheer, de geluidsman en de vrijwilligers achter de bar ook
het echtpaar waar hij die avond zal overnachten. Met dat laatste dankwoord begint
ook meteen zijn inleiding voor ‘Less is More’, het titelnummer van zijn laatste
album (en de titel van zijn huidige tour door Canada en Europa) dus misschien
niet helemaal spontaan.
Hoedanook, hij schreef het nummer blijkbaar in Nederland
(hij komt al jaren hier, ik had nog nooit van hem gehoord) toen hij na een
optreden ergens in de buurt van Eindhoven logeerde bij een Brabants echtpaar
dat hem kort voor hij ging slapen vertelde dat de Amerikaanse folkzanger Townes
van Zandt ooit in hetzelfde bed had geslapen; zo’n beetje het laatste wat hij
deed want van Zandt stierf kort daarna.
Ook het verhaal van Tentrees over zijn kennismaking met
het Hollandse fenomeen ‘sinterklaas en zwarte piet’ (what are all these jamaicans doing in holland in the winter?) was
hilarisch. Een verhalenverteller, met en zonder zijn gitaar. Gordie Tentrees heeft er wat mij betreft een fan bij. Wie
nieuwsgierig is geworden kan op zijn site tentrees
punt ca kijken en luisteren wat hij zoal te bieden heeft.
Ik moet bekennen dat ik geen cd heb gekocht, ik ben een
van die door muzikanten vervloekte gasten die alles via een abonnement op
Spotify luistert, aan mij verdienen ze niks. In plaats daarvan ga ik naar
zoveel mogelijk live optredens, dat dan weer wel.
Een dag later vond ik mezelf terug in Oosterwolde, in het
allerlelijkste zaaltje van Nederland, een totaal verklote boerderij, nu
boerderette, met marmoleumvloer en systeemplafond. Publiek: veertig bejaarden,
allemaal 70 plus. Het programma dat mij hier (ik was in Gorredijk, niet ver
daar vandaan) naar toe had gelokt: de Amsterdams/Canadese bluegrassband the Tennessee Studs.
Canadees vanwege de mandolinespeler uit Ontario, Canada,
begreep ik. De bassist is een Zweed, de overige drie bandleden (op banjo,
gitaar en steelgitaar) komen uit Amsterdam. De viool ontbreekt (in plaats
daarvan een belangrijke rol voor de steelgitaar) maar verder is het de perfecte
samenstelling voor bluegrassmuziek, een oude liefde van mij. Ik schrok me dood
toen ik die boerderette binnenliep maar de muziek van deze Studs is oké, niks mis mee.
Neem aan dat ze zich noemen naar het gelijknamige
nummer van Jimmy Driftwood, Tennessee Stud,
een tamelijk idioot maar grappig liedje over een groenogig paard uit Tennessee,
ik ken dat nummer in de versie van Johnny Cash.
Het zegt denk ik wel iets over de vette knipoog waarmee
de heren hun eigen nummers spelen, met vaak erg geestige teksten (apple pie, gone fishing, bottle for myself)
veel werk van ‘all you can eat’, hun
laatste album van alweer van een paar jaar geleden. Frontman en gitarist Roland
van Beveren kondigde regelmatig een nummer aan ‘dat op hun volgende cd staat’ -
dat zal dan niet al te lang meer duren, lijkt me.
De mannen van Tennessee
Studs spelen regelmatig in Mulligans, die Ierse kroeg in Amsterdam, aan de Amstel.
Hou ze in de gaten, vijfstemmig bluegrass plezier gegarandeerd.
Ik verheug me ondertussen op de komende bluesfestivals
dit voorjaar, MoulinBlues (begin mei) meldt elke dag nieuwe gasten (DeWolff, Rusty Apollo, Devin Cuddy Band, - and more) en het nieuwe
Holland Blues Festival in Grollo (begin juni) heeft in elk geval Beth Hart geprogrammeerd
(een tof gek wijf en steengoed, een paar weken geleden in Groningen te snel
uitverkocht), Bonnie Riatt, JJ Grey & Mofro (in z’n eentje een
festivalticket waard, ik zag hem in New Brunswick afgelopen september op
Harvest Blues), Jimmy Vaughan en Jools Holland (met band). Hoop dat er nog een
paar namen bij komen. En dat het allemaal doorgaat, heb de kaarten al binnen..